Nieuwsbrief november 2025 – 01

In de linker kolom staat altijd de koppeling naar de drie hoofdactiviteiten. Wandelen, Expositie en Lezing. In de midden kolom staat het hoofdartikel passend bij de nieuwsbrief en in de rechterkolom staan de andere artikelen van de maandelijkse nieuwsbrief.


Wandeling
Lees op deze pagina alles over ons wandelingsprogramma.
MEER

Expositie
Lees op deze pagina alles over ons expositieprogramma.
MEER

Lezing
Alle informatie over ons lezingsprogramma is op deze pagina te vinden. Ook over onze samenwerking met wijkcentrum Swaenswijk.
MEER

Word lid en steun ons voor 26,- per jaar

U krijgt 4 keer per jaar ons magazine “De Viersprong”.

UIT ons ARCHIEF

De Oudshoornse leerlooierij in de Gnephoekse polder

In de 19e eeuw ontstonden er, evenals in de rest van Nederland, veel industriële bedrijven in Alphen en omliggende plaatsen. Dit waren bijvoorbeeld vruchtensapfabrieken, een ivoorzwartfabriek, pannenfabrieken en dergelijke. De meeste waren in handen van enkele welgestelde families, zoals de families Clant, Kloot en Piek. Hun dochters en zonen trouwden met de zonen en dochters van andere fabrikantenfamilies waardoor veel bezittingen binnen de familie bleven. De familie Kloot had enkele pannenfabrieken in Oudshoorn. Hermanus Kloot richtte in 1868 tussen zijn pannenbakkerijen een leerlooierij op aan de Heimanswetering.

Leerlooien
Ten tijde van de oprichting van de Oudshoornse leerlooierij in de Gnephoekse polder waren er geen andere leerlooierijen meer aanwezig in Oudshoorn, Aarlanderveen of Alphen. De laatste schoenmakerij in Oudshoorn met een eigen kleine leerlooierij moet rond het jaar 1862 zijn opgeheven. Tot die tijd looiden de schoenmakers vaak hun eigen leer. Daarna ontstonden er grotere en gespecialiseerde leerlooierijen. Volgens mevrouw B.W. van der Kloot Meijburg, schrijfster van het boek ‘De economische ontwikkeling van een Zuid-Hollandsch dorp (Oudshoorn) tot in den aanvang der twintigste eeuw’ was de opkomst van zelfstandige leerlooierijen in deze periode te danken aan de stijging van de leerprijzen mogelijk als gevolg van de Europese oorlogen.

Het looien van leer is een procedure om de huiden van dieren schoon, houdbaar en bruikbaar te maken voor o.a. kleding en schoeisel. Een eeuwenoud proces. De huiden werden eerst met zout bewerkt om ze tijdelijk te conserveren. Daarna volgde een lang proces van weken, ontharen en ontvlezen. Het eigenlijke looien gebeurde in een looikuip of looikuil. De werkzame looistoffen bestonden voornamelijk uit eikenschors, run genaamd. Voor de afwerking moest de gelooide huid gewalst en gespleten worden. Het looiproces, maar ook de voorbewerking en de afwerking, hing vaak af van het soort leer dat geproduceerd moest worden. De bijproducten van de leerlooierij, zoals koeienhaar en koeienhoorns waren ook voor de verkoop. Van de restanten van het afgeschraapte vlees, het zogenaamde lijmvlees, maakte men lijm.

Oprichting van de leerlooierij in Oudshoorn
De leerlooierij in Oudshoorn werd opgericht door Hermanus Kloot. Hij had de pannenbakkerijen aan de Heimanswetering overgenomen van zijn vader Matthijs Kloot. Samen met zijn zoons richtte hij daarna verschillende firma’s op. In 1867 kocht hij een kalkbranderij maar die liet hij het jaar erna alweer afbreken. Op dit vrijgekomen terrein begon Hermanus in 1868 met zijn zoon Leonardus Johannes Hermanus ‘Leerlooierij H. Kloot en Zoon’. Nadat Leonardus enige tijd in de fabriek had gewerkt, ging hij met zijn vader in 1875 een contract van vennootschap aan, onder de naam ‘firma H. Kloot en Zoon’. Vader en zoon waren daarna ieder voor de helft eigenaar van de leerlooierij. Leonardus zou zich met de ‘geheele boekhouden belasten’.

Volgens Mevrouw Van der Kloot Meijburg had de leerlooierij in Oudshoorn bij de oprichting 24 grote en 7 kleine houten kuipen en daarnaast nog vijf gemetselde kuipen. Ook waren er enkele droogschuren, een touwerij (touwen is het afwerken van de huid) en een bergplaats voor leder. Hiermee behoorde de leerlooierij zeker niet tot de kleinste van ons land. Bij de oprichting van de vennootschap in 1875 hoorden bij de leerlooierij ook een herenhuis, droogschuren, vier arbeiderswoningen, getimmerte, gereedschappen, tuin, erf en voetpad. In 1879 werd de vennootschap tussen vader en zoon ontbonden en ging men over tot de scheiding en verdeling van de bezittingen. Leonardus werd de algeheel eigenaar van de leerlooierij.

Een bewaard gebleven balans van het jaar 1878 en de akte van ontbinding van de vennootschap in 1879 laten de waarde zien van het bedrijf.  De looierij, inclusief herenhuis, vier arbeiderswoningen, tuin, gereedschappen runmolen en meerdere looikuipen, stond te boek voor 13.000 gulden. Ook de voorraden zout, lijmvlees, haar, run, huiden en droogleder werden daaronder vermeld.

Enkele jaren later nam vader Hermanus Kloot de leerlooierij alweer over. Hij was in die tijd rentenier, maar nam in 1883 de gehele bedrijfsvoering van Leonardus over. In 1884 tekenden zij de akte van transport. Blijkbaar was Leonardus in financiële problemen geraakt.

Gebroeders Kloot
Tot zijn overlijden in 1889 bleef Hermanus eigenaar van de leerlooierij. Hierna kwam deze in handen van zijn weduwe Hendrika Johanna Kloot-Meijburg. De bedrijven van Hermanus werden na zijn dood voortgezet door zijn zonen Matthijs, Hermanus junior en Hendrikus. Zoon Hermanus jr. huurde de leerlooierij na het overlijden van zijn vader voor 200 gulden per jaar van zijn moeder. Hij was sinds 1881 ook eigenaar van de pannenbakkerij ‘firma Van Rijn en Kloot’. In 1893, na het overlijden van moeder Hendrika Johanna Kloot-Meijburg, kreeg Hermanus jr. de onverdeelde helft van de leerlooierij plus toebehoren en Hendrikus de andere helft.
Op dat moment verbleef Hendrikus in Freiburg. Waarschijnlijk zat hij op de leerlooiersschool in deze plaats. In datzelfde jaar gingen Hermanus jr. en Hendrikus een vennootschap aan ’tot het uitoefenen van eene leerlooierijzaak’ onder de naam ‘Gebroeders Kloot’. In 1901 dienden de kinderen van Hermanus Kloot en Hendrica Johanna Meijburg een verzoek in tot wijziging van de geslachtsnaam Kloot in die van Van der Kloot Meijburg. Bij Koninklijk Besluit van 18 maart 1902 werd dit verzoek toegestaan voor de aanvragers en hun wettige nakomelingen. Daarna droeg de firma de naam ‘Gebroeders Van der Kloot-Meijburg’. In 1908 gingen de broers ook een vennootschap aan met betrekking tot de pannenbakkerijen, genaamd de ‘firma Van Rijn en Kloot’.

Moeilijke en goede jaren
In 1889 werd de waarde van ‘de leerlooierij met droogschuren, vaste en losse gereedschappen, verdere getimmerten en erf’ geschat op 5.000 gulden. Bij het overlijden van moeder Hendrika Johanna Meijburg in 1892 schatte men het bedrijf op zo’n 3.600 gulden. De waarde van de leerlooierij lijkt afgenomen te zijn door de jaren heen. En ook het aantal arbeiders verminderde van zes in de periode 1870 tot 1880 naar twee in 1886 en 1890. Hendrikus vermeldde in een briefje bij zijn uiterste wil, geschreven in 1907, dat de zaken de eerste jaren slecht gingen en dat hij deels van zijn kapitaal had geleefd. De laatste jaren zouden beter zijn gegaan: ‘Als men moeilijke jaren beleeft, volgen daar goede op.

Innovaties in de late 19e eeuw en 20e eeuw
De gebroeders Kloot voerden verschillende innovaties en veranderingen door om het bedrijf winstgevend te maken. Zij zorgden bovendien voor enkele uitbreidingen van de fabriek en voor de introductie van een nieuwe methode van looien.

Een vernieuwd looiproces
Aan het einde van de 19e eeuw was men erin geslaagd het looiproces, dat normaal maar liefst anderhalf tot twee jaar duurde, te verkorten tot circa een jaar door het gebruik van andere plantaardige looistoffen zoals fichten, quebracho en kastanje. Deze nieuwe looistoffen werden vaak gebruikt in de vorm van extracten. In Oudshoorn paste men deze nieuwe methode toe vanaf 1896. Waarschijnlijk experimenteerde men ermee. Mevrouw Van der Kloot-Meijburg vermeldt in haar boek dat deze nieuwe methode herhaaldelijk gewijzigd is, maar dat bijzonderheden hierover, misschien uit concurrentieoogpunt, niet gegeven konden worden. Later gebruikte men ook minerale looistoffen. Het gebruik van synthetische/chemische looistoffen, zoals chroomzouten, kwam pas op in de 20e eeuw en werd vanaf de Tweede Wereldoorlog toegepast.

Van stoommachine tot elektromotoren
Het looiproces kon bovendien ook nog eens versneld worden door de uitvinding van leerlooi-machines en door de uitvinding van stoomkracht en later elektromotoren. In 1894 deden de broers een aanvraag voor een verbouwing van de looierij en de plaatsing van een stoommachine van 12 pk. Deze werd gebruikt in de werkplaats voor het drijfwerk van overleer. Aangedreven werden twee walkmachines, een spaltmachine en een walsmachine. Het walkvat is een groot ronddraaiend vat waarin de huiden gespoeld werden na het looien om de overtollige looistoffen te verwijderen. Een tweede walkvat diende om de huiden te ontkalken voor het looiproces. De spalt- of splitmachine diende om de dikke runderhuiden in twee dunnere lagen te splijten. Op de stoomketel werd een ijzeren schoorsteen geplaatst die ruim 3 meter boven de nok van het gebouw uitstak. De stoom kon ook worden gebruikt voor verwarming van de droogkamer en het bovenlokaal. In 1918 werd de stoommachine vervangen door zes elektromotoren van gezamenlijk 13 pk.

Productie van paardentuig
Mevrouw Van der Kloot Meijburg beschreef ook de overgang van de productie van voornamelijk zoolleer naar voornamelijk tuigleer. Volgens haar werd overleer nog wel in kleine mate geproduceerd. Wanneer deze overgang heeft plaatsgevonden, is niet bekend, maar in 1884 werden zowel zoolleer als tuig- en riemleer en paardenschilden vervaardigd. Blijkens de aanvraag voor de plaatsing van een stoommachine in dat jaar produceerde de fabriek toen zowel zool- als overleer. In 1918 bestond er nog een zolenzolder in de fabriek, dus maakte men ook toen nog zoolleer.

Zadelmakerij
In 1901 richtten de broers een zadelmakerij op die verbonden was aan de leerlooierij. De leerlooierij leverde een groot deel van het leer aan de zadelmakerij. De rest van het geproduceerde leer werd verkocht aan zadelmakers en schoenmakers elders in het land. De zadelmakerij produceerde voornamelijk voor het Rijk en maakte ook paardentuig voor het leger.

Door de geleidelijke verandering naar het primair produceren van tuigleer, veranderde ook de wijze van voorbereiding van de huiden en de herkomst ervan. Voor zoolleer gebruikte men vooral West-Indische huiden en voor overleer Oost-Indische huiden. Voor tuigleer werden voornamelijk inlandse huiden gebruikt, verkregen bij slagers uit de directe omgeving. Een tweede verandering in het looiproces was de manier waarop de haren van de huiden werden verwijderd. Het smarten, het los maken van de haren door deze op te hangen in een donkere ruimte, verving men door het weken van de huiden in een kalkoplossing. Dit was nodig omdat er steeds meer tuigleer moest worden gemaakt.

Het tij lijkt pas echt te keren als de Eerste Wereldoorlog uitbreekt. De overgang naar het voornamelijk produceren van paardentuig leek een goede beslissing voor het leerlooiersbedrijf. Vooral de productie van zadel- en tuigleer voor het leger hebben de leerlooierij en de zadelmakerij winstgevend gemaakt. Gedurende de oorlogsjaren had de zadelmakerij veertig arbeiders in dienst. Dit was te danken aan het feit dat men opdracht kreeg van het Rijk om paardentuig voor het leger te produceren. In 1918 had de fabriek nog altijd zestien arbeiders in dienst. De fabriek is op dat moment  157.000 gulden waard.

Hermanus Hendrikus. & Wilhelm Jacob Hetzel
Hendrikus overleed in 1911 en liet geen kinderen na. Volgens zijn testament kreeg Hermanus jr. de keuze om zijn deel van de leerlooierij over te nemen. Hierdoor werd hij de enige eigenaar. Ook de uitkering van de levensverzekering mocht hij voor de leerlooierij gebruiken. In 1913 werkten er zeven arbeiders en de fabriek leek er niet ongunstig voor te staan. In de zadelmakerij werkten tien arbeiders. In 1918 ging Hermanus een vennootschap aan met Wilhelm Jacob Hetzel, ‘betreffende een lederfabriek, een zadelmakerij en een handel in leder, huiden en looistoffen’ onder de naam ‘Gebroeders Van der Kloot Meijburg’. Wilhelm Jacob Hetzel bracht hiervoor 10.000 gulden in.

Het einde van de leerlooierij
Na het overlijden van Hermanus jr. in 1942 ging zijn deel van de fabriek naar zijn twee nog levende dochters, Bertha Wilhelmina (schrijfster van het eerder genoemde boek) en Hendrika Johanna. Deze laatste was na het overlijden van haar zus in 1950 als laatste betrokken bij de leerlooierij. Na het overlijden van Hetzel in 1953 ging zij voor de leerlooierij een vennootschap aan met Walter Bernstein. In 1954 richtten zij samen de ‘Naamloze Vennootschap Gebroeders van der Kloot Meijburg Leerlooierij en Lederwarenfabriek’ op. In 1959 werd de leerlooierij uiteindelijk verkocht aan dakpannenfabriek ‘Firma Van Rijn en Kloot’. In 1964 staat de leerlooierij nog vermeld in het Adresboek van Alphen aan den Rijn, maarin het boek van 1968 niet meer. Hendrika Johanna overleed in 1967.

Gerrit Moeke
Het bedrijf Van der Kloot Meijburg werd voortgezet door Gerrit Moeke en groeide uit tot een bedrijf ‘inzake lederwaren en zwaardoek-confectie, een zeilmakerij en de handel in voorgenoemde producten’. De naam van de broers bleef behouden. Het bedrijf ging verder onder de naam ‘B.V. Gebroeders Van der Kloot Meijburg Lederwaren- en Confectie- Industrie-Zeilmakerij’. Moeke huurde de fabriek van dakpannenfabriek Van Oordt. Toen deze plaats moest maken voor de uitbreiding van een betonmortel-centrale verhuisde het bedrijf naar de Kalkovenweg. De zonen van Moeke verkochten het pand in 1995 aan Bodal Beheer bv. De fabriek aan de Heimanswetering is in maart/april 1979 afgebroken.

Bron:

De Viersprong, nr. 130, pag. 10, febr. 2017

Oosthoek
Zicht vanaf de Oudshoornseweg op de fabriek van N.V. Oosthoek en Zoon aan Emmalaan 147. In 1823 opgericht als dakpannenfabriek, later ook cement/betonfabriek.
MEER

Expositie in de Bibliotheek Rijn en Venen over de WOII is voor herhaling vatbaar.
MEER

Schoolartsendienst kring Alphen aan den Rijn
Elke week wordt aan de hand van een archiefstuk uit onze collectie een kort artikel gepubliceerd om te laten zien wat voor materiaal er in onze archieven te vinden is. Deze week gaat het over de Schoolartsendienst kring Alphen aan den Rijn.
MEER