Het Oude Raadhuis van Alphen aan den Rijn

Aanleiding voor de bouw
Na de fusie in 1918 van de dorpen Alphen, Aarlanderveen en Oudshoorn tot de gemeente Alphen aan den Rijn, beschikte de nieuwe gemeente over drie raadhuizen. Aarlanderveen had een raadhuis in de Raadhuisstraat; dat van Alphen stond aan de Julianastraat en het gemeentehuis van Oudshoorn bevond zich aan de Hooftstraat. Daarnaast was sinds 1916 Overpost aan de Wilhelminalaan in gebruik als secretarie en als kantoor voor gemeentewerken.
Deze spreiding was inefficiënt en onpraktisch. De noodzaak voor één centraal gemeentehuis was dan ook duidelijk.

Initiatiefnemer Visser
De eerste burgemeester van Alphen aan den Rijn, Carl W.C.T. Visser (die al sinds 1901 burgemeester van Alphen was) pleitte voor de bouw van een nieuw gemeentehuis. De bestaande raadhuizen waren of te klein, of in een te slechte staat. Door geldgebrek kwamen de plannen niet van de grond, mede doordat de Eerste Wereldoorlog Nederland economisch hard had geraakt. In 1923 ging Visser met pensioen. Zijn opvolger, burgemeester Hermanus J. Lovink, stuitte op dezelfde geldproblemen.
Toch speelde Visser een belangrijke rol bij de totstandkoming van het Oude Raadhuis. In 1934 overleed hij en liet hij een legaat na aan de gemeente: het landgoed State Doniawier in Friesland. Dit legaat was echter met voorwaarden verbonden: het landgoed moest binnen tien jaar te gelde worden gemaakt, en de opbrengst moest voor 50% worden besteed aan de aanleg en onderhoud van een park (het huidige Burgemeester Visserpark) en de andere 50% aan de bouw van een nieuw raadhuis. Een groot probleem was echter dat twee erfgenamen een levenslang vruchtgebruik van Doniawier hadden gekregen.

Regelaar Colijn
De doorslaggevende rol in de bouw van het raadhuis lag bij Pieter A. Colijn, die in 1933 Hermanus Lovink als burgemeester opvolgde. Colijn was de jongste broer van Hendrikus Colijn, die datzelfde jaar minister-president van Nederland werd.
Nederland verkeerde toen in een diepe economische crisis. Om de werkloosheid te bestrijden, startte de overheid diverse projecten waaraan Alphen onder andere het Bospark en de Oosterbegraafplaats te danken heeft. Via het Werkfonds 1934, waarvan Hendrikus erevoorzitter was, werd een regeling getroffen. Daarin stond dat Alphen het legaat van Visser en de opbrengst van de drie oude raadhuizen moest overdragen, in ruil voor een voorschot van 186.500 gulden – genoeg om het raadhuis te bouwen.

Ontwerp en bouw
Nu de financiering was geregeld, kon in 1935, 17 jaar na de fusie, de procedure van start gaan. Van de negen architecten werden twee partijen geselecteerd: Hooijkaas en Lockhorst (bekend van het raadhuis in Katwijk) en Cornelis Blaauw (onder andere bekend van de renovatie van het stadhuis in Leiden). Blaauw won de opdracht. Zijn ontwerp voldeed geheel aan de wensen van Colijn: sober, eenvoudig, symmetrisch en geschoeid op de Oud-Hollandse school.
In 1937 werd de bouw gegund aan aannemer J. van der Bijl uit Zeist. De eerste steen werd gelegd in januari 1938. Veel Alphense (werkloze) bouwvakkers werkten mee aan de bouw. Op zaterdag 4 maart 1939 opende een trotse Colijn het nieuwe raadhuis. Niet iedereen was echter enthousiast. Voor sommigen was het gebouw te groot, te ouderwets, te kostbaar, en vooral te ver buiten de dorpskern.

Gebruik
Het raadhuis bevatte veel lokale bijdragen, waaronder bronzen lantaarns, kunst, glas-in-loodramen en een tapijt en loper, beide handgemaakt door Alphense jongedames. Ongeveer zestig ambtenaren vonden een werkplek. In het souterrain waren het politiebureau met drie cellen en de afdeling sociale zaken (destijds steunverlening geheten) te vinden. Op de begane grond bevonden zich onder meer de kamers voor de burgemeester, secretarie (afdeling bevolking) en de trouwzaal. Op de eerste verdieping waren gemeentewerken en de raadszaal gevestigd. Aan de noordelijke zijkant was de woning van de bode (conciërge).
Door de naoorlogse uitbreiding van Alphen bleek het raadhuis rond 1950 al te klein. Uitbreidingsplannen voor het raadhuis stuitten echter op allerlei bezwaren en problemen. Hierdoor kwamen verschillende afdelingen weer elders in het dorp terecht. In 1955 verhuisde gemeentewerken naar de Julianastraat. In 1970 ging de gemeentelijke sociale dienst naar de Molenwerfstraat, en in 1973 verhuisde het politiebureau naar de Oudshoornseweg.
De gemeentediensten waren weer net zo versnipperd als vóór de bouw van het raadhuis.

Van Raadhuis naar Stadskantoor naar Stadhuis
Wederom moest nagedacht worden hoe de diensten te centraliseren. De gemeenteraad koos ervoor om het al in gebruik zijnde kantoorpand in de Castellumstraat (de zogenaamde Blauwe Hoed) in 1985 uit te breiden tot Stadskantoor. Gezien de toekomstige plannen was dit een goedkope, kortetermijnoplossing. In 1987 verlieten de laatste diensten het raadhuis in het Burgemeester Visserpark. Alleen het gemeentearchief (in het souterrain) en de trouwzaal bleven achter.
De Streekmuziekschool en Volksuniversiteit namen in 1988 hun intrek in gebouw, dat voortaan het Oude Raadhuis werd genoemd.
In 1995 besloot de gemeenteraad tot nieuwbouw op het Sint Jorisplein. In 2002 werd het nieuwe stadhuis, ontworpen door architect Gunnar Daan, in gebruik genomen.

Oude Raadhuis en de toekomst
Vandaag de dag is het Oude Raadhuis nog steeds de plaats waar de Muziekschool en Volksuniversiteit zijn gevestigd. Het gemeentearchief is jaren geleden vertrokken naar de bibliotheek. De trouwzaal is gesloten tot en met 1 augustus 2027.
In 2024 werd besloten dat het raadhuis zal worden gerestaureerd. Het Rijksmonument krijgt een gemengde functie. Er zal plaats zijn voor culturele en maatschappelijke organisaties, met aanvullende commerciële activiteiten.

Henry Wilbrink
September 2025

Bronnen:
M. Paats en P. Leeflang, ‘Het voormalige Raadhuis van Alphen aan den Rijn’, De Viersprong 66 (februari 2001)
Frits de Wilde, Van kroegenpraat tot flexwerken – geschiedenis van de gemeentehuizen in Alphen aan den Rijn (Alphen aan den Rijn, 2003)